Watersport & Veiligheid

Risicosport en Veiligheid bij Kayakken / Kanovaren
De risico’s bij kanovaren zijn verschillend van aard en omvang en worden bepaald door een aantal factoren:

  • Soort water waar je op vaart
  • Weersomstandigheden
  • Type boot en uitrusting
  • Ervaring en vaardigheden
  • Alleen of in een groep

Soort water
De omstandigheden op een grote rivier, zee, beekje, meer, sloot of kanaal zijn geheel verschillend. Golfslag (door schepen, op zee of door stroomversnellingen) zorgt voor extra beroering van het water en daarmee ook van de boot. Ben je niet gewend om met golfslag om te gaan, dan bestaat de kans op omslaan. Stroming (door groot verval van het water) zorgt ook voor beroering en dwingt de kanovaarder sneller te reageren bij het sturen. Er ontstaat in een waterloop een deel waar het water snel stroomafwaarts gaat en delen waar het water stroomopwaarts gaat. Op de scheiding van deze twee waterstromen kunnen kanovaarders onverwachts met draaiing van de boot te maken krijgen met de kans op omslaan. Op zee (en zeker in de Waddenzee) hebben eb en vloed een enorm effect op de onderstroom en kan een getijde stroom je gemakkelijk buitengaats voeren. Volume (de hoeveelheid water die per tijdseenheid door de waterloop gaat) versnelt het water en vergroot de moeilijkheidsgraad bij het passeren van hindernissen in de waterloop. Je bent er gewoon sneller en als je niet adequaat handelt, nemen de consequenties ook in omvang toe.

Wij maken daarom onderscheid naar

  • Vlakwater (beken, kleine rivieren of kanalen zonder scheepvaart, sloten, kleine watervlakten)
  • Grootwater (grote watervlakten en rivieren of kanalen met scheepvaart met golfslag)
  • Zee en Branding (zeearmen (bijvoorbeeld Zeeland) , Noordzee, Waddenzee)
  • Wildwater (rivieren en beken met snelstromend water en hindernissen)

Wereldwijd wordt daarom een classificatie voor de laatst genoemde categorie (wild water) toegepast:

Typering Omschrijving
WW 1 Makkelijk Stromend water met af en toe een kleine stroomversnelling. Weinig tot geen obstakels
WW 2 Gemiddeld Kleine stroomversnellingen met regelmatige golven. Enig manoeuvreren soms vereist, maar makkelijk te overzien.
WW 3 Moeilijker Stroomversnellingen met onregelmatige golven en gevaren die vermeden dienen te worden. Manoeuvreren is moeilijker, maar de te varen route is meestal duidelijk te zien. Het vooraf verkennen van een stroomversnelling vanaf de kant is soms nodig
WW 4 Redelijk Moeilijk Lange stroomversnellingen die zorgvuldig manoeuvreren vereisen. Te vermijden gevaarlijke situaties. Verkennen vooraleer je kunt varen is vaak nodig en reddingsacties zijn lastig.. Kajakkers moeten de eskimo-rol beheersen. Turbulent water en grote onregelmatige golven waar ook rafts in kunnen omgaan. Als er iets misgaat bestaat er een aanzienlijke kans op beschadiging of verlies van materiaal en blessures
WW 5 Extreem moeilijk Lange en zeer heftige stroomversnellingen met meerder gevaarlijke situaties. Onafgebroken krachtig en onoverzichtelijke passages maken het moeilijke een goede route te vinden, het is essentieel alles te verkennen vanaf de kant. Zeer precies kunnen manoeuvreren is absoluut vereist en het eskimoteren dient voor 100% beheerst te worden. Reddingen zijn heel moeilijk, zo niet onmogelijk; als het misgaat kan er een reëel levensgevaar zijn.
WW 6 Vrijwel onmogelijk Moeilijkheden van klasse V die vrijwel onmogelijk te bevaren zijn door de manier waarop ze elkaar opvolgen. Eventueel alleen mogelijk te bevaren door een team van wildwater experts, bij de juiste waterstand, bij gunstige omstandigheden met alle mogelijke veiligheidsmaatregelen; Ondanks dat alles blijft er toch nog steeds een aanzienlijk levensgevaar.

Bij alle activiteiten van onze vereniging wordt de WW klasse aangegeven als indicatie voor de moeilijkheidsgraad waar de kanovaarder mee te maken kan krijgen.

Bij vaartochten die onze vereniging organiseert wordt door de vaarleider(s) de tocht met zor voorbereid, veiligheidsmaterialen meegnomen en de vaardigheid en uitrusting van vaarders vooraf in ogenschouw genomen. Een vaarleider kan iemand van deelname aan een tocht uitsluiten waanneer deze de aanwijzingen niet opvolgt, ontoereikende uitrusting heeft, aantoonbaar ontoereikende ervaring of conditie heeft om mee te kunnen doen.

Vaartochten WW1 en WW 2 worden door minimaal één vaarleider begeleid. Vaartochten WW3 en WW4 alsmede grootwater, zee en branding worden door minimaal twee vaarleiders begeleid. Het varen geschiedt bij WW3 en WW4 altijd op basis van collegiaal meevaren. De vaarder neemt deel in een groep van vaargenoten en heeft ondanks de aanwezigheid van vaar(bege)leiders voortdurend de plicht om als weldenkend persoon zelf de risico’s en persoonlijke veiligheid te beoordelen. Ook wordt van deze WW3 en WW4 vaarders verwacht dat zij een collegiale verantwoordelijkheid hebben voor alle leden van de vaargroep. Dit komt overeen met de verantwoordelijkheden die bergsporters met en voor elkaar hebben. Zie artikel Bergsport

Het bestuur van onze vereniging kan dan ook geen aansprakelijkheid voor dergelijke WW3 en WW4 vaaractiviteiten worden toegedicht. Overigens dienen alle leden, en toevallige deelnemers, een verklaring te ondertekenen waaruit blijkt dat ze zicht bewust zijn van hun eigen risico bij deelname.

Omslaan veroorzaakt bij kanovaren eigenlijk de grootste kans op letsel. Je kunt namelijk je hoofd of lijf stoten, niet gemakkelijk uit de boot kunnen komen, en /of bij het zwemmen erna letsel oplopen door stoten tegen rotsen en/of scherpe voorwerpen. In de meeste gevallen spoelt de rivier je gewoon verder en kun je wel ergens aan wal. Maar dat is niet altijd het geval en dus:

  1. Kijk of je wel vanuit het water aan wal kunt. Er zijn soms hoge wanden en geen trappen.
  2. Als je toch moet gaan zwemmen, benen naar voren en billen omhoog. Zo kun je botsingen opvangen met je knieën
  3. Leer eskimoteren (en draag bij wildwater en brandvaren altijd een helm)
  4. Pak je niet vast terwijl je in de boot zit aan een tak, want als de boot in de stroming blijft, ga je zeker zwemmen.
  5. Zorg dat je altijd het water leest en ga zo nodig tijdig aan de wal en verken de passage
  6. Loop liever om dan dat je leven waagt
  7. Vaar nimmer over stuwen heen waarvan je de terugloop niet kent. Voor je het weet wordt je teruggezogen en kom je er niet meer weg. Moet je dan gaan zwemmen bent je helemaal de sigaar.
  8. Vaar niet s’nachts of s’avonds laat als je geen verlichting hebt en zeker niet op wildwater (tenzij het een ww-baan is met toezicht en verlichting)
  9. Pas op met brandingvaren, wanneer de laatste golven hoog zijn bestaat het risico van op je punt aanlanden. Je slaat dan over de kop en komt ongewild hard en onprettig neer. Het is zaak dan beheerst aan te landen.
  10. Bij branding en zeevaren hoort sowieso een fluit, meerdere vaarders die elkaar collegiaal in de gaten houden en enige afstand tot elkaar en kies de omstandigheden die je aankunt. Laat jhe adviseren door ervaren vaarders.

Weersomstandigheden
De weersomstandigheden hebben een groot effect op de veiligheid en risico’s bij kanovaren. Zon kaatst terug op water en verbranden gaat veel sneller dan je gewoon bent. Insmeren met (watervaste) zonnebrand. Toename van wind, zeker op grootwater en zee/branding vergroot de risico’s sterk. In de regel is varen tot en met windkracht 4, wanneer de risico’s goed ingeschat worden, zonder veel problemen te doen. Vanaf windkracht 5 ontstaan extra hoge golven en  grote stromingen die het navigeren bemoeilijken, veel uithoudingsvermogen en spierkracht vergen. Ook moet de uitrusting afgestemd zijn om dergelijke weersomstandigheden. Regen is in de regel geen spelbreker omdat daarop gekleed kan worden. Onweer daar en tegen betekent, direct van het water af vanwege het gevaar van inslag- en elektrocutering. Dat een goed passend zwemvest met ondersluiting tot de standaard uitrusting behoort wat je altijd moet dragen, behoeft geen uitleg, hopen we.

Sneeuw, vorst , maar ook gure omstandigheden (afkoeling door combinatie van wind, kou, vocht) (windchillfactor) vragen om speciale kleiding, kennis van onderkoeling en extra zorg. Het is de combinatie van tijdsduur, uitrusting en de tijd die verstrijkt totdat men het weer warm kan krijgen die maakt hoe groot de risico’s op onderkoeling worden.

Onze wildwatertochten vinden ook in hoog-, laag en middelgebergte en alpine gebieden respectievelijk in de winter plaats. Uiteraard is gepaste thermokleding, anorak, extra neopreen sokken, neopreen hoofdkap, dikkere neopreenwetsuits (min 4 mm) en/of  droogpakken hierbij noodzakelijk. De vaarleiders vertellen u daar graag meer over. Dit om onderkoeling te voorkomen.

Type boot en uitrusting
Vlakwaterboten (toerkano’s en zeekano’s) hebben in de regel drie compartimenten, die onderling van elkaar af te sluiten zijn, waarmee luchtkamers ontstaan. Wildwaterboten hebben drijflichamen van schuim. Beide type boten kunnen uitgerust worden met drijflichamen (luchtzakken) die en het volume wat kan vollopen verkleinen, en het drijfvermogen verhogen. Een moetje voor wanneer je gaat varen. Een reserve deelbare peddel mee is een goede tip voor wanneer je op zee of grootwater gaat varen, maar ook bij een wild watertocht is dat aan te bevelen. Je zal maar onderweg een peddel verliezen of breken. De EHBO set gaat uiteraard mee in een waterdichte zak en een grote plastic zak waar een vaarder met onderkoelingsverschijnselen in kan worden geïsoleerd is bij tochten waar onderkoeling kan optreden geen luxe.  Wildwater en zeevaarders hebben ook vaak een open karabiner aan een lijn waarmee een peddel geborgen en gefixeerd kan worden. Een stevig , direct voorhanden, geborgd watervast outdoor mes siert het zwemvest van de alpine vaarders, Zij weten dat ze zich zonodig moeten kunnen lossnijden als ze in takken verstrikt raken. Losse draden aan een zwemvest zijn uit den boze en heb je toch een sleeplijn of cowtail, zorg dan voor een lossend oog (dat bij grote kracht breekt en je lost).

De neusklem helpt te voorkomen dat er water in je neus loopt en anderen zweren ook bij oorpluggen. Dat je je bril best aan een extra borglijntje bevestigd spreekt voor zich zelf denk ik.  De meeste wildwaterboten hebben extra grepen om elkaar te kunnen helpen de boot te keren. Expeditieboten hebben grijplijnen om zwemmers grip te geven. Bij expedities laad je het gewicht niet torenhoog op voor en achterdek, want daarmee neemt de stabiliteit snel af. Houd eea laag en je blijkt nog steeds te kunnen eskimoteren.

Raak je om welke reden toch een boot kwijt informeer altijd de lokale politie over het verlies. Vroeg of laat wordt het wrak of de boot gevonden en start er onnodig een reddingsoperatie. Zo is het ook wijs lokale kustbeheerders te informeren over je zeetocht om dezelfde evidente redenen. Dat betekent aanmelden en afmelden.

Ervaring en vaardigheden
Ja ervaring, dat kun je alleen opbouwen door het te doen, niet in je eentje maar met deskundige begeleiding en/of instructeurs. Bij de aankondigingen van onze tochten staat altijd vermeld of het voor beginners of gevorderden is. De WW aanduiding helpt je de risico’s in te schatten. En let wel een vaarleider zal een vaartraject altijd op het laatste moment in ogenschouw nemen. Bij hoog water is WW II anders dan bij laag water en varen op grootwater is bij stevige wind en stroming anders dan op een bladstil meer. Taxeer dus altijd je eigen ervaring, bedenk wie jouw referentie zou zijn en vraag de vaarleiders wat zij denken. Twijfelen zij, dan geldt: Niet doen. Twijfel jij, dan zal een vaarleider je niet (mogen) aanmoedigen wanneer het varen net boven je kunnen lijkt te zijn. Tegelijk, je groeit alleen en vergaart ervaring door het te doen en elke keer een stapje verder te gaan. Maar dat wil niet zeggen dat je over de veiligheidsgrens heen moet gaan. Stoppen of omlopen is geen schande maar wijsheid. De waaghalzen kunnen het soms niet navertellen of moeten leven met de consequenties.

Alleen of in een groep
Njord organiseert tochten voor haar leden en accepteert ook dat introducées meegaan. Altijd geldt dat het risicoformulier ondertekend moet worden om mensen te doordringen van het feit dat ze zelf ook verantwoordelijkheid dragen. De vaarleider bereidt de tocht voor, zorgt voor noodtelefoon (droog opgeborgen), informeert naar hindernissen ter plekke, zorgt voor kaartmateriaal en leest rivier/tochtbeschrijvingen door. De vaarleider deelt deze gegevens voor afvaart met de deelnemers en licht tevens de eventuele speciale vaarregels toe. Wanneer in een groep gevaren wordt, is het zaak de groep niet te groot te maken omdat dan de voorste en achterste elkaar niet kunnen horen en de vaarleider(s) dat veld niet meer kunnen overzien. Het is dan zaak de groepen te splitsen. Op zee, grootwater en branding gelden de visuele gebaren als communicatiemiddel. Zorg dat je ze kent en ook kan toepassen. In alle gevallen geldt dat de vaarleider beslist. Beter achteraf diepgaand besproken dan ter plekke gebroken. Je bent immers wel afhankelijk van elkaar. Dat impliceert ook dat alleen varen uit den boze is. Je kunt bij niemand terecht voor hulp. Bij het varen in een groep ben je ook verplicht die hulp aan anderen te bieden die redelijkerwijs van je gevraagd kan worden. De groepsleden zorgen voor elkaar binnen de grenzen van het redelijke. Zo vervalt de zorgplicht bijvoorbeeld wanneer je daardoor je eigen leven onverantwoord in gevaar zou brengen. Roekeloos gedrag van anderen, waarvoor zij gewaarschuwd zijn, of niet.

Het collegiaal varen (als gelijken in ervaring) is een principe dat we uit de bergsport kennen. Ieder let op elkaar, zorg voor elkaar, maar er zijn wel grenzen. Het artikel van jurist Elout Koorevaar geeft daarvan een goede beschrijving. Bij Njord varen we vanaf WW III en op zee/groot water volgens dat principe van collegiaal varen. Er zijn wel vaarbegeleiders, die de vaartochten voorbereiden en begeleiden, maar de deelnemers worden gezien hun ervaring geacht elkaar op hun veiligheid aan te spreken en voor elkaar te zorgen.

Veiligheidsvoorzorgsmaatregelen in ons huishoudelijk reglement Njord
De vaarleider kan leden uitsluiten van deelname aan een activiteit indien het ervaringsniveau van de deelnemer niet overeenkomt met het in de aankondiging van de activiteit genoemde ervaringsniveau. De vaarleider kan een activiteit annuleren of stoppen als de ingeschatte onveiligheid die samengaat met het uitoefenen van deze risicosport naar het oordeel van de vaarleider niet langer acceptabel geacht wordt.

Elke PWBZ-activiteit zal minimaal door één vaarleider worden begeleid. Voor wildwateractiviteiten op water met de WW klasse III en hoger, brandingvaren bij windkracht 6 en hoger, zeevaren bij windkracht 4 en hoger, zijn indien de groep groter wordt dan 5 personen, minimaal twee vaarleiders (voor/achter, wal/zee) noodzakelijk. Indien de activiteit door meer dan één vaarleider wordt begeleid, heeft de in de aankondiging genoemde vaarleider de uiteindelijke beslisbevoegdheid over de activiteit.

Elke activiteit van de toercommissie zal door minstens één vaarleider worden begeleid. De in de aankondiging genoemde vaarleider heeft de uiteindelijke beslissingsbevoegdheid over de activiteit

De vaarleider draagt zorg voor:

  1. Het verzorgen van de aankondiging inclusief opgave van de ervaringsvereisten en verplichte uitrusting
  2. De vaarleider draagt zo goed mogelijk zorg voor de voorbereiding, uitvoering en nazorg op de activiteit, inclusief de zorg voor het gebruikte materiaal, materieel en de veiligheid, en eventuele communicatie met instanties

De vaarleider kan zich bij onregelmatigheden beroepen op artikel 3 van dit huishoudelijk reglement.

Tenslotte
De watersportbond WSB heeft een aantal spelregels bij het varen op een rij gezet:

Zie Algemene Gedragscode voor de Watersporter

Veiligheid en risico’s bij kayakken/kanovaren L.K.V. Njord (Njord) is verzekerd voor incidenten bij varen op vaarwater tot en met wildwaterklasse II. Bij het bevaren van water van een hogere klasse is het bestuur van Njord niet aansprakelijk. Vaarders varen geheel op eigen verantwoording en risico en moet zelf een verzekering afsluiten. Het bestuur geeft wel enige aanwijzingen daarbij. Voor de gehele memo Zie Memo Veiligheid en risico’s bij Njord activiteiten (versie Feb2014)